voor opdrachten in kunst en vormgeving
Met een kunstcollectie waar je ‘U’ tegen zegt en een reputatie op het gebied van kunstprogramma’s voor de openbare ruimte blijft het gemeentelijk kunstbeleid van Utrecht niet onopgemerkt. Zo’n 350 kunstwerken zijn er in de buitenruimte en in openbaar toegankelijke gebouwen te vinden. Die traditie dateert al uit 1948 toen burgemeester de Ranitz het Fonds Stadsverfraaiing oprichtte. Enkele jaren geleden verscheen het overzichtswerk ‘Beelden in de stad Utrecht’ met o.a. essays en een catalogusgedeelte. De collectie is ook op deze website te bekijken.
Ook de grote kunstprogramma’s die de gemeente verbindt aan ingrijpende stadsvernieuwingsprojecten vallen op. Deze programma’s hebben een geschiedenis die decennia teruggaat. Recente programma’s zijn Call of the Mall en Public Works. Ze werden geïnitieerd rond de herontwikkeling van het Utrechtse Stationsgebied en droegen bij aan de identiteit en de beleving van dit omvangrijke gebied in transitie. De gemeente werkt daarin samen met partners als ProRail, NS en Klépierre, de eigenaar van Hoog Catharijne. Dit maakt deze trajecten af en toe complex omdat het grote organisaties zijn met eigen agenda’s, er nogal wat restricties aan het gebruik van de plek zitten en het commerciële belang voorrang heeft.
Kunstopdrachten ontstaan bouw gerelateerd maar in het huidige cultuurbeleid wordt er ook gekeken naar thema’s die in de stad spelen en of en hoe kunst daar een bijdrage aan kan leveren. Speerpunten voor de gemeente zijn de leefbaarheid en de kwaliteit van het stedelijk leven, denk aan gezondheid, veiligheid en vergroening. Van 1 t/m 24 juni werd in het Utrecht Science Park de Zero Footprint Campus gepresenteerd. Zero Footprint Campus toonde de eerste resultaten van het door kunstenaars opgerichte Department of Search dat artistiek onderzoek plaatst naast wetenschappelijk onderzoek en dat zich zichtbaar in de openbare ruimte van de campus heeft gevestigd. Gemeente Utrecht is een belangrijke partner in dit project.
Voldoende aanleiding om eens met de beleidsadviseurs en projectleiders kunst in de openbare ruimte van de Gemeente Utrecht te praten over het beleid ten aanzien van kunst en de openbare ruimte in deze stad. Publiek Gemaakt (PG) sprak met Mathilde Heijns (MH) en Monique Dirven (MD).
Wat is jullie taakverdeling en werkwijze?
MH: Op de afdeling Culturele Zaken werken 20 mensen. Wij zijn projectleiders kunst in de openbare ruimte, en we hebben een collega die de kunstprojecten bij oa scholen doet (de zogenaamde 1,5% projecten). Monique houdt zich bezig met de kunstprogramma’s die zijn gekoppeld aan grote stadsontwikkelingsprojecten. Daarmee staan we in een traditie, bij de bouw van Overvecht en Kanaleneiland in de jaren 60 en later ook in Lunetten werden door de toenmalige kunstcommissies ook kunstprogramma’s bedacht. Sjarel Ex (destijds directeur van het Centraal Museum) ontwikkelde met de gemeente Nachtregels/Nightlines en later de manifestatie Panorama 2000. Daarna volgde ‘Beyond’ bij de bouw van Leidsche Rijn en de programma’s voor het Stationsgebied. In het Science Park op de Uithof loopt nu het onderzoeksprogramma Department of Search. Kunstenaars Melle Smets en Cynthia Hathaway en kunstadviseur Carlijn Diesfeldt koppelen er rond uiteenlopende vraagstukken kunstenaars aan wetenschappers.
MD: We kijken telkens zorgvuldig naar wat zo’n programma aan een stadsontwikkelingsproject kan toevoegen en waar wij onze rol als gemeente zien. We zoeken naar nieuwe manieren om beeldende kunst in de openbare ruimte te presenteren, zoeken aansluiting bij ontwikkelingen in de beeldende kunst en kijken hoe we onszelf daarbij kunnen blijven vernieuwen, ook bij het aangaan van samenwerkingen.
MH: Vergeet ook niet dat het nog steeds de verantwoordelijkheid van de gemeente is om in goede openbare ruimte te voorzien, kunst hoort daar bij.
Volgens het huidige kunstbeleid zijn naast ruimtelijke ontwikkelingen ook maatschappelijke thema’s aanleiding voor kunstopdrachten. Hoe ontstaan die opdrachten?
MH: Dergelijke projecten ontstaan via allerlei interne overlegstructuren. Een voorbeeld hiervan is het recente project over veiligheid. Er was in het kader van veiligheid een groep studenten die onderzoek deed naar de beïnvloeding van zintuigen op het gevoel van veiligheid. Ze werden begeleid door een hoogleraar veiligheid. Met een van onze kunstadviseurs zijn we met hen in gesprek gegaan. We kozen een gebied in Utrecht dat als onveilig werd ervaren. Vervolgens startten de studenten en een kunstenaar daar een onderzoek. Deze aanpak vond de universiteit ook interessant. Uit onze voorstellen voor kunstenaars kozen de studenten Arno Coenen omdat hij zo energiek is, een echte doener. Het onderzoek leidde tot een voorstel voor een lichtkunstwerk met mensfiguren aan de zijkant van een flat bij winkelcentrum Overkapel in Overvecht. Licht, beweging en mensfiguren worden als positief ervaren. De uitwerking blijkt nog wel ingewikkeld omdat we toestemming moesten krijgen van de Vereniging van Eigenaren. Maar we hebben goede hoop dat dit project er gaat komen. Hopelijk kunnen we vervolgens onderzoeken of het ook echt gewerkt heeft. Want er is landelijk ook veel belangstelling om het veiligheidsvraagstuk op nieuwe manieren te benaderen.
MD: Het past ook bij deze tijd waarin het niet meer alleen om groei gaat maar ook om de kwaliteit van het leven in de stad: de inclusieve stad en een gezond stedelijk leven.
MH: Ik vind het belangrijk dat we voor de ‘themaprojecten’ partners zoeken binnen de gemeente. Als je andere afdelingen aan je kunt binden en het belang van kunst voor iedereen duidelijk is, kun je samen optrekken. Om de verschillende partijen mee te krijgen houd ik presentaties met voorbeelden, ook van minder rooskleurige projecten. Want in het sociale domein denken mensen vaak dat kunst problemen oplost of altijd leuk is, dat is niet zo. Het kan juist de vinger op de zere plek leggen of een probleem uitvergroten. Kunstenaars zijn gelijkwaardige gesprekspartners van een gemeente, daar moet je je voordeel mee doen. Die gedachte sluit ook aan bij die van de wethouder die kunst en maatschappelijke ontwikkeling in portefeuille heeft. In plaats van een onderzoeksbureau in te huren zouden gemeenten ook een kunstenaar kunnen inhuren.
We werken nu met het gemeentelijk Team Begraafplaatsen. Ingeborg Meulendijks bouwt voor begraafplaats Daelwijk een paviljoen (het is net opgeleverd) dat in het park een nieuwe vorm van herdenken en rouwverwerking aanbiedt. Daar is behoefte aan. We financieren deze projecten via het Fonds Stadsverfraaiing maar vragen soms ook extern geld aan bij fondsen. Grote programma’s zoals voor het stationsgebied en Leidsche Rijn worden gefinancierd uit de grondexploitatie, aangevuld met middelen van partners/sponsoren, kunstfondsen en andere overheden.
PG: Dat jullie programmatisch kunnen werken aan ontwikkelingen is wel uniek. Er zijn niet veel gemeenten die zo werken. Zijn er nog meer veranderingen?
MH: We zien dat de gemeente steeds meer samenwerkt met projectontwikkelaars. De projectontwikkelaar van winkelcentrum De Gaard kreeg bijvoorbeeld de opdracht om ook de buitenruimte in te richten. Daar moeten we ons toe verhouden, bijvoorbeeld door inspiratiebijeenkomsten voor ontwikkelaars te organiseren en de meerwaarde van kunst onder de aandacht te brengen.
MD: Een andere ontwikkeling is bewonersparticipatie. Voor het Vredenburgplein zijn we ingegaan op een initiatief van bewoners die er een kunstwerk willen. Dat is de nieuwe politiek. Na veel gesprekken met vertegenwoordigers van bewoners, wijkraad, ondernemers en de marktcommissie – gezamenlijk vormen zij de kunstbegeleidingsgroep – zijn we tot een opdrachtomschrijving gekomen. Er zijn nu vijf schetsen gepresenteerd. De kunstbegeleidingsgroep heeft deze bekeken en er volgde een publieke stemming. Het blijkt wat dat betreft een complex traject en lijkt eigenlijk soms meer proces dan inhoud. Want het zit dicht op de politiek: het past in actueel beleid, het moet een politiek traject doorlopen en het raakt aan portefeuilles van drie wethouders: economie, cultuur en openbare ruimte.
Hoe zorgen jullie voor continuïteit in het kunstbeleid?
MD: Dat heeft ermee te maken dat het kunstbeleid door de gemeente wordt gevoerd en niet door een externe of verzelfstandigde organisatie. De lijntjes zijn kort en je bent minder kwetsbaar. Dat we in Utrecht consequent een traditie hebben opgebouwd komt waarschijnlijk ook door de progressieve politiek, maar het is nog belangrijker gebleken dat het kunstbeleid altijd goed is verdedigd door de afdelingshoofden cultuur. Maar ook hier is kunst nooit vanzelfsprekend, het blijft kwetsbaar.
PG: Hoe meer je opgebouwd hebt hoe sterker je in je schoenen staat?
MH: Ja dat klopt. In 1948 besloot een burgemeester om het Fonds Stadsverfraaiing op te richten en dat is er nog steeds. Maar het succes is tegelijkertijd de kwetsbare kant ervan, omdat men kan beslissen dat het lang genoeg heeft geduurd.
MD: De kwetsbaarheid zit aan twee kanten: je weet nooit of de middelen onder druk komen te staan, maar ook onze werkwijze, de zorgvuldigheid en de kwaliteit waarmee we projecten opbouwen, moeten we steeds blijven verdedigen.
PG: Wat kunst is en kan betekenen is vaak nog onbekend. Daarom vinden wij het een zorgelijke ontwikkeling dat kunstbeleid op zoveel plekken verdwijnt. Want voor zelfstandige kunstadviseurs is het moeilijker om kunst binnen bijvoorbeeld een gemeente te agenderen. Hoe zien jullie dat?
MD: Als je het beleid buiten de gemeente plaatst dan is dat ondanks de voordelen een gevaarlijke ontwikkeling. Je hebt geen positie meer binnen de stad en bij de eerste de beste bezuinigingsronde kun je worden wegbezuinigd.
PG: Op landelijk niveau is dat gebeurd bij SKOR en we zien het ook bij verschillende CBK’s.
MH: Je merkt dat je voortdurend alles onder de aandacht moet brengen. In de jaren 50 en 60 werd er in de Utrechtse gemeenteraad gediscussieerd over een bepaald beeld dat werd aangekocht en gingen de discussies over smaak. Dat is nu wel anders. Cultuur is in de raad wel onderwerp van gesprek, maar alleen in grote lijnen.
Vertel eens iets over het project Department of Search. Hoe ontstaat zo’n project?
MD: De directeur van Stichting Utrecht Science Park kwam naar ons toe na Call of the Mall, en vroeg om een vergelijkbaar kunstprogramma in de openbare ruimte op het Science Park. Stichting Utrecht Science Park heeft als doel om het Science Park als geheel te promoten en in de markt te zetten. Universiteit Utrecht, de hogeschool, UMC, en allerlei kennisinstellingen en bedrijven maken er deel van uit. Toen hebben we als gemeente gezegd dat we eerst wilden onderzoeken of wij hier een rol zouden moeten spelen. Een van onze adviseurs heeft toen dit vooronderzoek uitgevoerd en betrok daar al snel kunstenaar Melle Smets bij. Zijn expertise is het onderzoeken van openbare ruimtes. Zij hebben een jaar lang vooronderzoek gedaan. En de conclusie was: Ja als gemeente hebben we hier een rol te vervullen. De ontwikkeling van het Sciencepark is naast de ontwikkeling van Leidsche Rijn en het stationsgebied één van de grote projecten in de stad. Het Science Park bestaat uit hoogstaande architectuur. Er zijn veel bijzondere gebouwen, veel hardware, maar als openbaar gebied functioneert het niet. Het leeft niet. Je ziet niet wat er in al die gebouwen gebeurt. Er is geen betrokkenheid en er zijn nauwelijks ontmoetingsplekken. Dat wordt ook breed gedragen door de samenwerkende partijen in het Science Park. We hebben als gemeente gezegd: daar zou kunst zeker een rol in kunnen spelen.
Kunstenaars Melle Smets & Cynthia Hathaway hebben toen het voorstel gedaan om een nieuw departement aan het Science Park toe te voegen: Department of Search. Binnen het Science Park willen ze hiermee de methode kunstenaar introduceren. Naast de manier waarop wetenschappers kennis over de wereld vergaren en ontwikkelen wordt daar ook de methode van kunstenaars aan toegevoegd. Er zijn 12 kunstenaars uitgenodigd om hun eigen zoekvraag te formuleren en hun netwerk daaromheen samen te stellen. In juni werden de eerste resultaten en projecten gepresenteerd onder de noemer Zero Footprint Campus.
We hopen dat we hiermee hebben laten zien dat het Department of Search een zinvolle bijdrage kan leveren aan het Utrecht Science Park en dat het een blijvend onderdeel van dit gebied gaat worden. Hierover zijn we momenteel in gesprek met onze partners. De reacties zijn vooralsnog positief.
Interview i.s.m. Anne Reenders